Een week nadat zijn vrouw, Diana Krall, er had gespeeld, sloot Elvis Costello (****) zaterdagnacht Gent Jazz af. Twee uur lang plukte hij vooral songs uit zijn jonge jaren, nu eens furieus rockend, dan weer intiem croonend.
Je moest er alleen nog de whiskey en de sigarenrook bij denken.
Hoewel Costello pas een plaat heeft opgenomen met de hiphopvirtuozen van The Roots (uit in september), stond hij in Gent gewoon met The Imposters op het podium, de muzikanten die hem in zijn hele carrière al het vaakst hebben bijgestaan. Geen hiphop dus, ook geen jazz, maar rechttoe rechtaan rock-'n-roll. In het begin was Costello iets té recht door zee: hij dook met 'Mystery Dance' en 'Radio, Radio' meteen dolenthousiast in zijn eerste platen, wachtte niet op applaus en laste zijn eerste vier songs zonder pauze aaneen. Een start op volle snelheid, maar het publiek stond nog in de stofwolken naar adem te happen.
Bij song vijf, 'Everyday I Write the Book', richtte Costello zich dan toch tot de afgeladen tent, en zijn lieve woorden over Gent en zijn Feesten hadden snel het gewenste effect: we zagen de eerste danspasjes, het refreintje werd meegezongen. En bij 'I Can't Stand Up for Falling Down', een cover van Sam & Dave, waren we vast niet de enigen die zich afvroegen hoeveel soul er in zo'n kleine Brit kan schuilgaan.
Met 'Watching the Detectives' kwamen Costello en co. helemaal op stoom: over een lekker loom reggaeritme van Davey Faragher (bas) en Pete Thomas (drums) verkende Steve Nieve alle toetsen van zijn orgel, terwijl Costello haast achteloos moordlicks uit zijn snaren schudde. Even later liet hij nog de sirene van een megafoon door zijn gitaar loeien. Het klonk fantastisch, alsof de groep ter plekke een dubversie van dit popreggaenummer in elkaar aan het knutselen was.
Voor 'Shipbuilding' en 'She' (van Charles Aznavour) liet Costello zijn gitaren staan, en ook de andere heren hielden het rustig: tijd voor een rondje croonen. Terwijl Steve Nieve, het geheime wapen van deze band, zijn vingers over de piano liet dansen, haalde Costello indrukwekkend uit met zijn stem. Je moest er alleen nog het maanlicht, de whiskey en de sierlijk opkringelende sigarenrook bij denken. Met de countrysong 'Good Year for the Roses' (van George Jones) bereikte het melodrama een hoogtepunt: je zag zo een treurige cowboy tranen plengen in zijn bier. Als iemand dit soort op het randje van de pathos balancerende nummers kan brengen, dan wel Costello: zijn integriteit is boven alle twijfel verheven, maar met zijn schelmachtige smoel zet hij je maar al te graag op het verkeerde been.
Hartverscheurend
De furieuze en nog immer fris klinkende rockers 'Oliver's Army', 'This Year's Girls' en '(I Don't Want to Go to) Chelsea' vormden de laatste rechte lijn naar een glorieuze finale, waarin Elvis Costello citeerde uit de zwarte muziekgeschiedenis. Het massaal meegezongen 'Alison' kreeg een flard 'The Wind Cries Mary' (Jimi Hendrix) mee, en in 'I Want You' kwam 'I Believe to My Soul' (Ray Charles) voorbij. Indrukwekkend ook hoe Costello zonder enig effectbejag 'I Want You' zo verschroeiend intens kon maken. Dit was de blues in haar puurste vorm.
In de bisronde volgden nog vijf songs, waarin Costello en zijn maats weer furieus rockten en onder meer Prince ('Purple Rain') coverden. Een mooi toemaatje voor de grootste fans - veel mensen hadden na het hartverscheurende 'I Want You' de tent al verlaten - en een uitroepteken achter een straf concert.
|