Ontmaskerd
MacManus is geheel in het zwart, inclusief hoofddeksel. Het baardje van de hoes van King Of America is weer verdwenen en hij neemt het bezoek met een onderzoekende blik van achter zijn donkere brilleglazen op. Het laatstverschenen nummer van dit periodiek wordt snel doorgebladerd. 'Wat zegt Rotten over The Pogues?' Rotten, The Pogues, MacManus... The Irish connection. Do the shamrock! Voor je het weet is het gesprek in volle gang.
"Mijn Ierse roots hebben in mijn leven af en toe de kop opgestoken, maar zijn natuurlijk nooit helemaal afwezig geweest. Het zit je in je bloed. Je neemt het over van je ouders. Mijn familie zat vol Ierse verhalen, die telkens opnieuw werden verteld. Mijn grootvader was de zoon van Ierse immigranten. Zijn moeder stierf toen hij nog heel jong was, zijn vader kort daarna in de oorlog. Hij kwam in een weeshuis terecht en daarna meteen in het leger. Hij had een merkwaardig, tegenstrijdig leven. Mijn grootvader groeide op in een Iers getto in Birkenhead, bij Liverpool. Al zijn normen en waarden heeft hij daar opgedaan en een aantal daarvan heeft hij doorgegeven aan mij. Als tiener identificeerde ik mij heel sterk met Ierland. Ik las veel Ierse literatuur en boeken over de geschiedenis van de republiek. Dat duurde een paar jaar en daarna verplaatste mijn belangstelling zich naar andere zaken. Als tiener probeerde je zoveel mogelijk te weten te komen over de politiek, de literatuur, het leven... Je mening over de dingen verandert met de week. Mijn vader is zich, naarmate hij ouder werd, steeds meer met Ierland gaan identificeren. Al mijn halfbroers (mijn vader is hertrouwd) hebben Ierse namen en zijn lid van de London Irish Rugby Club, ook al zijn ze nog heel jong. Op de een of andere manier heeft het dus altijd op de achtergrond een rol gespeeld. De eerste keer dat ik The Pogues zag, was er zoiets als de schok der herkenning. Ik herkende die houding, die benadering van muziek. Ik wil niet beweren dat ik weet wat Shane MacGowan bezielt, net zo min als hij weet wie ik ben, maar toch was er iets dat meer is dan alleen de vaststelling: 'oh, dat is een goeie song'."
Declan Patrick Aloysius MacManus is geboren in Londen in augustus 1954. Zijn vader, Ross MacManus, speelde trompet en zong bij het orkest van Joe Loss. Het huis was altijd boordevol jazzplaten. Ook zijn moeder was een groot liefhebster van muziek (Frank Sinatra, Ella Fitzgerald, Nat 'King' Cole). Het werd de jonge Declan, hun enige kind, dus met de paplepel ingegeven. Zijn jeugd brengt hij door in Twickenham, waar hij op school gaat bij de nonnen. Als zijn ouders besluiten te scheiden gaat hij met zijn moeder terug naar Liverpool, waar de familie vandaan komt. Na zijn schooljaren keert hij terug naar Londen waar hij als computertechnicus werkt en ondertussen zijn muziekhobby beoefent. Hij zingt in pubs en clubs: bekende nummers, maar ook eigen werk. Hij loopt met zijn demo-tapes alle bekende platenmaatschappijen af, maar zonder resultaat. Tot hij in 1976 Nick Lowe ontmoet via wie hij bij Stiff terecht komt, waar men wel wat in hem blijkt te zien. De rest mag inmiddels bekend worden verondersteld. Verder met het gesprek.
Heb je zelf ooit folksongs gezongen?
Nee. Er was een tijd dat ik folk haatte, omdat de exponenten ervan met wie ik in aanraking kwam voor het merendeel bekrompen kwezels waren die iedereen haatten die een oorspronkelijk idee had. Zij warmden versleten versies van overbekende liedjes steeds weer op. Wat mij het meest aansprak in mijn samenwerking met The Pogues was het guerrilla-aspect van hun versie van "The Wild Rover," die door een hoop mensen is bekritiseerd om de ruwheid ervan. Ik had echter nooit zonder blikken of blozen een "respectabele" versie kunnen maken, want ik had vroeger ontzettend de pest aan die song! Toen ik het vak aan het leren was, toen ik leerde zingen, leerde schrijven, leerde optreden en op het podium mijn hart stond uit te schreeuwen toen had je altijd wel een idioot die na jou het podium opklom om een afschuwelijke versie van "The Wild Rover" ten beste te geven met enorm succes. Het was de folk-variant van "Johnny B. Goode," weet je. Een verschrikkelijke slechte band kon aan het slot van haar optreden nog altijd de handen op elkaar krijgen door een blues van twaalf maten in te zetten. Pas als je wat beter luisterde, hoorde je de echte kwaliteiten van die muziek. Er zit enorm veel hart en ziel in folk. Net zoveel als in iedere andere muzieksoort. De traditioneel gerichte puristen gruwelden van The Pogues, omdat zij hun intieme feestje verstoorden. In werkelijkheid zouden ze hun voeten moeten kussen, omdat ze die muziek weer onder de aandacht hebben gebracht. In plaats daarvan voelen ze zich beledigd, omdat je je op hun gebiedje hebt gewaagd. Maar die muziek is hun eigendom niet. Zij hebben die songs niet geschreven, verdomme! Het zijn niet voor niets "traditionals." Ze zijn het bezit van iedereen, zoals alle muziek. Ik zie mijn muziek ook als folkmusic. Het is net zoals Louis Armstrong zei: "Ik heb nog nooit een paard muziek zien maken. Het is allemaal volksmuziek: muziek gemaakt door het volk." Popmuziek is mijn vorm van volksmuziek.'
|