"Voor het eerst in mijn leven ben ik een ster," lacht Elvis Costello. "Sinds ik een rolletje heb in een televisieserie en ik voortdurend als een prins van de set naar de volgende konsertplaats word gebracht voel ik me echt belangrijk." Een jeugddroom werd werkelijkheid.
In de BBC-serie Scully speelt Elvis Costello de rol van Schofield, een wat achterlijke knaap die gek is op alles wat met treinen te maken heeft, verliefd is op zijn draagbare radio en maar van één ding droomt: ooit even beroemd worden als F.C. Liverpool's Schotse stervoetballer Kenny Dalglish. Een rol die Elvis blijkbaar prima bevalt.
"Toen ik tien jaar oud was geleek ik erg veel op Schofield," legt hij uit. "Mijn ouders waren pas gescheiden en ik verhuisde met mijn moeder naar Liverpool.
Vader kwam me iedere week ophalen om samen naar het Liverpool- of Everton-stadion te trekken. Voetballers waren echte goden voor me. Ik herinner me vooral ene Roger Hunt. Ik weet dat nostalgie vaak je beeld van het verleden vervormt, maar ik denk niet dat ik sindsdien nog een speler heb gezien die zo fair is als Hunt."
"Eigenlijk is er erg weinig veranderd," gaat Elvis verder. "Vorig jaar had een vriend van me twee kaartjes op de kop getikt voor een wedstrijd van Liverpool. Na de partij gingen we samen een pilsje drinken. Na enkele minuten stelden we tot onze verbazing vast dat we in de spelersbar verzeild waren geraakt. Ik zag opeens alle Liverpoolsterren om ons heen staan: Sammy Lee, Ian Rush, Kenny Dalglish... Ik had die jongens dolgraag gefeliciteerd met hun overwinning, maar ik was zo onder de indruk dat ik geen woord over mijn lippen kreeg. Ik voelde me weer tien jaar oud. Ik vind het wel leuk om zelfs als gevierd popmuzikant nog altijd idolen te hebben. Dat houdt me jong."
"Weet je wat me altijd heeft gefrustreerd?," vraagt Elvis lachend. "Dat ik zelf zo'n slecht voetballer ben. Ik ben een voortreffelijk strateeg, maar ik slaag er niet in om de eenvoudigste bewegingen op het veld uit te voeren. Ik vermoed dat er ergens een kortsluiting is tussen mijn hoofd en mijn voeten. Mijn zoontje Matthew is er nu tien. Ik denk dat ik hem bij het voetballen nog net de baas ben, maar lang zal dat heus niet meer duren."
Na één jaar in Liverpool sloeg de muziekmikrobe echter ook bij Elvis genadeloos toe. "Ik bleef geweldig in voetbal geïnteresseerd," herinnert hij zich, "maar ik ruilde mijn shoes voor een gitaar. De Beatlemania was in die tijd gewoon onweerstaanbaar. Op mijn elfde was ik al lid van de Beatles-fanclub. Mijn kamer hing vol met foto's van de Fab Four en ik verzamelde alle artikels die over The Beatles in de kranten verschenen. Vooral John Lennon was mijn held, McCartney heb ik altijd een beetje té soft gevonden." Ook muziek speelde dus al heel vroeg een belangrijke rol in mijn leven," zegt Elvis tot slot. "In die tijd was er echter nog geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om als aktief muzikant aan de kost te komen. Op mijn achttiende brak ik mijn studie af om computer-operateur te worden. Eén jaar later was ik getrouwd met mijn school-vriendinnetje Mary en vader van een zoon. De muzikale carrière die ik sindsdien heb opgebouwd is ook voor mij een raadsel. Als ik 's morgens in de spiegel kijk kan ik maar één ding tegen mezelf zeggen: 'El, hoe is het toch mogelijk dat een kerel als jij beroemd is geworden?'."
|