Eind jaren zeventig was Elvis Costello de ongekroonde zonnekoning van de new wave: meerdere malen nummer 1 in de jaarlijstjes van de critici en headliner op de grote festivals. Daarna vertrok hij op een muzikale ontdekkingsreis die hem langs country, jazz, klassieke muziek, Tin Pan Alley en een ex-Beatle voerde. Teruggrijpen deed hij eigenlijk nooit, tot hij vorig jaar Spanish Model uitbracht, een vertaalde versie van This Year’s Model, ingezongen over de originele begeleidingstapes door bekende vocalisten uit Latijns-Amerika.
Met The Boy Named If laat Elvis Costello horen op zijn 67ste nog altijd zo’n plaat te kunnen maken, met ijzersterke songs en een daverende productie. De opener Farewell, OK komt even bruusk binnen als No Action toen. En binnen een paar seconden is duidelijk dat The Imposters gewoon The Attractions zijn met op bas Davey Faragher in plaats van Bruce Thomas. In Penelope Halfpenny horen we drummer Pete Thomas weer tekeergaan als een bezetene. Voor Magnificent Hurt trekt Steve Nieve dat knerpende Farfisa-orgel weer uit de kast. Artiesten die mikken op hun vroegere succesgeluid schieten meestal mis, maar niet Elvis Costello. Sound en energie zijn als vroeger, maar ook qua teksten en melodieën is hij in topvorm. Hij grijpt ook niet alleen maar terug: als gitarist blijkt hij in de loop der jaren het nodige te hebben bijgeleerd van met name Tom Waits-gitarist Marc Ribot. In Mistook Me For A Friend klinkt hij oprecht boos en ongewoon venijnig, in Paint The Red Rose Blue warm en begripvol. Het duet My Most Beautiful Mistake met Nicole Atkins is prachtige verhalende pop, The Man You Love To Hate aanstekelijk sixtiespop op zijn Ray Davies. Songs benoemen als hoogtepunt is verleidelijk, maar The Boy Named If is een prachtige vuurwerkshow waarbij de oh’s en ah’s elkaar opvolgen. Een heerlijk album dat je zo naast My Aim Is True, This Year’s Model en Armed Forces in de platenkast kunt schuiven. Maar pas nadat je hem helemaal hebt grijsgedraaid.
|